Toen ik wakker werd, was alles grijs. De wereld was gehuld in een grote mistwolk. Je kon geen hand voor ogen zien. Het was niet echt wandelweer: geen mooie Limburgse vergezichten. Toch ging ik erop uit. Ik had er behoefte aan om mijn hoofd leeg te maken na een paar drukke dagen. En ik werd verrast. Omdat ik niet ver om me heen kon kijken, doemden de prachtigste dingen op in de mist. Dichtbij zag ik beeldschone, met kleine waterdruppeltjes bedekte grashalmen, spinnenwebben en bomen. Een valk vloog pal voor mij op. Ik zag wat ik normaal niet zag, omdat ik altijd vooruit keek.
In mijn werk heb ik dat ook ervaren. Als we spreken over sociale veiligheid, dan benoemen we onduidelijke situaties als ‘het grijze gebied’. Dat is ongemakkelijk. Op het moment dat we dat ervaren, hebben we soms de neiging om het af te doen als: ‘Het is grijs, dus het kan nét’. Of we laten het liggen omdat het niet overduidelijk ‘fout’ is. Je begint als het ware niet aan die wandeling omdat je denkt dat je toch niks zult zien. Het tegengestelde is dus waar. Op het moment dat je de mistwolk induikt en echt gaat kijken wat je tegenkomt, zul je zien dat je juist helderheid ontmoet.
Een voorbeeld: Toen we op een academie een gedragscode voor sociale veiligheid hadden vastgesteld, vond ik die code best helder. We gaven handreikingen en heldere regels voor wat kon en wat niet. Toch riep het bespreken ervan veel discussie op. Ik ben toen met studenten in gesprek gegaan. We bespraken casussen en stemden erover: Is het oké, niet oké, of weet je het niet? Sommige ‘grijze’ situaties werden direct als fout bestempeld: niet oké. Maar opvallend vaak stemden studenten ‘Ik weet het niet’ - want de context, de personen of het moment vonden zij bepalend.
Door erover te praten maakte het ongemak plaats voor wederzijds begrip, besef van de eigen en respect voor andermans grenzen. De realisatie dat je veilig voelen persoonlijk mag zijn maar dus ook complex en subjectief is. De schoonheid die dat opleverde was dat studenten en medewerkers genuanceerder naar dit onderwerp konden kijken en dat ze het grijze gebied niet meteen als fout of irrelevant bestempelden. Ze konden meer compassie opbrengen, beter naar elkaar luisteren, elkaar helpen en ook eerder hulp zoeken op moment dat ze wisten dat hun eigen grens overschreden was.
Heb jij ook een situatie die je zou bestempelen als ‘grijs’? Wat doe je dan? Denk je ‘het is grijs, dus het zal nog wel kunnen’? Bestempel je het direct als fout? Of blijf je naar de horizon kijken en hoop je dat de mist vanzelf oplost? Neem van mij aan: dat laatste is onwaarschijnlijk.
De mist induiken om te kijken wat er echt speelt, kan helpen de situatie te doorgronden. Ga in gesprek om de situatie die zo onduidelijk lijkt te ontleden, begrip te krijgen en in dialoog te komen. Als je met een groep praat, vraag dan eens: “Heeft er iemand nog een ander idee? Herkent iemand dat of op een andere manier? Op die manier voorkom je dat de stem van één iemand wordt afgedaan als individueel of subjectief en worden patronen zichtbaar. Laat je eventueel begeleiden, want makkelijk is het niet. Maar dan: zie wat je normaal niet ziet!